Logo: Edwin Boering
Logo: Edwin Boering

Eilanders onder elkaar (2)

Eilanders onder elkaar
Wekelijks schrijven onze redacteuren Elisabeth Waverijn en Henk Cornelissen een column voor Texel dit Weekend in de vorm van een tweespraak. Dit is de tweede aflevering.

Henk,
Toen ik klaar was met de middelbare school, was ik maar wat blij dat ik Texel mocht verlaten. Eindelijk wat meer van de wereld ontdekken. Niet dat ik veel van het eiland kende, ik raakte vroeger nog de weg kwijt als ik naar Oosterend moest fietsen. Maar ik ging studeren in Amsterdam en de fiets ging mee; een tweedehands uit de verhuur met een ster achterop geplakt. Het duurde een paar jaar, voordat ik in de stad daadwerkelijk op de fiets durfde te stappen; toen ik erachter kwam, dat het soms sneller is dan wachten op het openbaar vervoer. Niet de fiets, maar de studie reed ik in de prak en ik ging voor een paar maanden naar het buitenland. De fiets liet ik achter bij een vriendin, die beloofde er goed voor te zorgen.

Na mijn reis was ik een vriend rijker en een fiets armer. Mijn vriendin zag ik nog wel een keer, maar de fiets was ze ‘vergeten’ bij haar vriend op studentencampus Uilenstede. Ik had ondertussen besloten mijn studie niet meer af te maken en verhuisde weer naar Texel. Ik miste de fiets dus niet zo erg; de vriend wel. De jongen die ik had leren kennen kwam uit India en hij vond het wel wat, zo’n eiland. De plek waar hij vandaan komt heeft zo’n zeven miljoen inwoners en hij had een lichte cultuurshock. Rustig fietsen over straat en ’s nachts was het wel erg stil en donker; dat beviel hem wel. Maar ik wilde toch wel graag weer van het eiland af, weer studeren. Platgedrukt worden in een volle tram en mijn leven riskeren op mijn fietsje in Amsterdam. Zo goed let ik namelijk niet altijd op.

Maar goed; zo gezegd, zo gedaan; een jaar later ging ik weer studeren, aan de VU, en ik ging wonen op de studentencampus Uilenstede, lekker dicht bij de uni. Aan de zijkant van de flat waar ik ging wonen, vond ik een fiets met een ster achterop en twee lekke banden. Mijn fiets. Het bleek zelfs zo te zijn dat de vriend van mijn ‘vriendin’ in hetzelfde huis had gewoond waar ik nu ging wonen. Ik vond haar studentenkaart in de kast en haar lange zwarte haren in de douche.

Mijn vriend trok na een paar jaar bij me in en hij is wel eens van de fiets gevallen daar; met een sip gezicht en geplette komkommers kwam hij thuis. Toch best moeilijk, dat fietsen. Vijf jaar later was ik klaar met mijn studie. Ondertussen was ik getrouwd en zwanger van onze zoon. Mijn man vond, of all places, een baan op Texel!

De wereld ontdekken had ik voor mijn idee wel gedaan, maar terug naar Texel vond ik nog best een grote stap. Ik kende eindelijk de weg een beetje in Amsterdam en nou moest ik wéér de route naar Oosterend leren. Maar gelukkig bevalt het ons hier goed en fietsen we heel wat af. Maar niet met de fiets met de ster; die was na zoveel jaar toch echt wel op. Ik heb hem daar laten staan. Hij hoorde daar thuis.

Groeten, Elisabeth

Elisabeth,
Ik kom ook van een eiland, zij het dat Wieringen met wat bruggen en dijken aan twee polders en Friesland is vastgeklonken. Sinds 31 juli 1924 is het officieel geen eiland meer, maar dan ken je de Wieringers niet. We zijn bijna een eeuw verder, maar er zijn nog steeds resten van de eilandcultuur voelbaar. Wieringers lijken heel erg op Texelaars; de omgangsvormen zijn prettig informeel en de dialecten komen grotendeels overeen. Bij helder weer kunnen we elkaar zien liggen.

Tegenwoordig is dat alles wel verdund met het wassende water van de verbeterde mobiliteit en de steeds verder indringende massamedia, maar een zekere oorspronkelijkheid kan ons nog altijd niet worden ontzegd. Dus ik voel me hier wel prettig na ruim vier maanden bij de Texelse Media. “Jij zult hier wel een hoop parallellen zien”, zei burgemeester Uitdehaag onlangs tegen me, toen we elkaar nog mochten ontmoeten, en dat klopt helemaal.

Jouw bizarre verhaal over de fiets met de ster doet mij denken aan de brommer, waarmee ik in de zomers van 1974 tot en met 1977 naar Texel reed. Ik had destijds een vakantiebaantje in het filiaal van Dros Magazijn in De Koog. Zestien was ik, toen ik er voor het eerst naartoe reed, op een damesbrommertje dat ik had overgenomen van de zus van mijn beste vriend, die naar Canada was geëmigreerd. Ik was niet van de opgevoerde Zündapps en Kreidler Floretts, waarop mijn maten zich ronkend en scheurend verplaatsten. Wekelijks reed ik met deze Puch Maxi heen-en-weer tussen werkstee en woonplaats.

In de laatste van die vier zomers, ergens tussen Den Burg en De Koog, gaf de oude tweewieler de geest. Er was zo veel mee aan de hand, dat een reparatie een veelvoud van de waarde zou hebben gekost. De brommer kwam terecht in een rommelig schuurtje achter de winkel en ik heb er niet meer naar omgekeken. Pas toen ik onlangs, ruim veertig jaar na dato, weer door de Koger Dorpsstraat liep, moest ik eraan denken. Met de vraag: hoe zou het met dat onbruikbare brommertje zijn gegaan?

Van het schuurtje, waar ik hem in 1977 heb achtergelaten, is niets meer terug te vinden. Op die plek staat een nieuw winkelpand. Bij de afbraak van dat rommelhok moet iemand mijn Puch Maxi tussen al die troep hebben gevonden en hebben weggebracht, als het hele zootje niet in één keer vlak is geschoven. Wat zal hij of zij hebben gedacht? ‘Wat een leuk brommertje! Zou-ie het nog doen? Is er nog wat van te maken?’

Intussen ben ik vele jaren en automobielen verder. Mocht iemand mijn gemotoriseerde tweewieler – rood en zwart gekleurd, als ik me goed herinner – nog ergens hebben staan: houd het lekker, ik hoef het niet meer terug.

Groeten, Henk