Logo: Edwin Boering
Logo: Edwin Boering

Eilanders onder elkaar (9)

Eilanders onder elkaar
Wekelijks verzorgen onze redacteuren Elisabeth Waverijn en Henk Cornelissen een column in Texel dit Weekend, in de vorm van een tweespraak tussen twee eilanden.

Elisabeth,
Kortgeleden hoorde ik een lied dat ik al heel lang niet meer had gehoord. Ik stond een foto te maken in het Texelse landschap. Van grote hoogte daalde het lied op mij neer, uit een vogeltje dat naar beneden dwarrelde. Een veldleeuwerik. Op Texel blijken deze muzikale luchtacrobaten nog veel voor te komen, maar uit de meeste weilanden in Nederland zijn ze verdwenen. In de Texelse duinen doen ze het kennelijk nog prima.

In mijn tienertijd zocht ik vaak nesten in de Wieringer landerijen. De weidegronden waren knobbelig, de slootkanten grillig en tussen het glimmende gras bloeiden bloemen. Op een paar hectare land vond je tientallen nesten van kieviten, grutto’s, tureluurs, scholeksters en ja, veldleeuweriken. Je hoorde er meerdere zingen. Maar hoe fraai het ook mag klinken, denk niet dat het zo’n lieflijk liedje is, dat van de veldleeuwerik. Deze virtuoos geeft ermee aan dat je in zijn territorium bent. ‘Sodemieter op, dit is mijn domein!’ is ongeveer de strekking van zijn melodieuze gekwinkeleer.

Zoals oude liedjes wel vaker doen, voerde dit mij terug naar de tijd waarin ik elpees draaide op mijn slaapkamer. LP’s. Langspeelplaten. Onlangs daagde onze collega Edwin mij op Facebook uit tot het benoemen van vijf van die platen, die voor mij van grote betekenis zijn geweest. Het waren er meer, maar over de eerste hoefde ik niet na te denken. Deep Purple in rock. Ritchie Blackmore speelt daarop een handjevol bloedgemene gitaarsolo’s, onder meer in Speed king en natuurlijk Child in time. ‘Sodemieter op, dit is mijn domein!’ kwinkeleert hij. En zo schijnt hij het ook bedoeld te hebben.

Toen ik de plaat aanschafte, in 1973, was hij al drie jaar uit. Door het nummer Woman from Tokyo, dat in de Top-40 stond, en de dubbele live-LP Made in Japan, die een vriend van mij had, was ik op het spoor van Deep Purple gezet. In rock kocht ik in een Engelse platenzaak, waar ik van mijn vader voor twee pond – toen ongeveer zestien gulden – iets mocht uitzoeken. Ik was vijftien jaar. Het was de laatste vakantie met mijn ouders; mijn moeder was in haar laatste dagen. Die plaat doe ik dus nooit meer weg. In de zomer daaropvolgend kreeg ik een vakantiebaantje op Texel, bij Dros Magazijn in De Koog. Van het geld dat ik daarmee verdiende, kocht ik een platenspeler, waarmee ik een kras veroorzaakte in Child in time. Ik kan je zo nog zeggen waar de tik zit.

Deep Purple in rock is niet de eerste plaat die ik kocht, overigens. Dat was een singletje, drie jaar daarvoor, van een iets ander genre. Een platenbon die ik voor mijn verjaardag had gekregen, werd verzilverd met All kinds of everything, gekwinkeleerd door het leeuwerikje Dana. Ze won er in 1970 voor Ierland het Eurovisie Songfestival mee. Ik was toen twaalf, dus dat telt niet, vind ik.

Groeten, Henk


Henk,
Leuk om zo op muzikale reis door het verleden te gaan, en dat alleen getriggerd door één klein vogeltje. Mijn eerste single kocht ik toen ik dertien was, Moi Lolita van Alizee. Ook toen al was ik fan van Franse liedjes, nu zing en speel ik bij een Frans chanson-koor. Een jaar of vijf later begreep ik pas een beetje waar het liedje over ging, toen ik het boek van Nabokov las, in Frankijk toevallig, op vakantie bij mijn tante.

Waarschijnlijk was het eerste album dat ik kocht iets als Fox Kids Hits 4 of Kaboem top 10; daar zijn een stuk minder bijzondere verhalen over te vertellen. Wel leuk is dat mijn nichtje van zeven mij laatst vroeg of ik haar de liedjes, die ik vroeger beluisterde, wilde sturen. In quarantainetijd is het leuk om zo contact te hebben. Ze woont namelijk in Singapore en belde mij over Skype om te vertellen welke liedjes ze leuk vindt. Hit me baby one more time was haar favoriet van de playlist en ze is blijkbaar ook fan van de Spice Girls. Bohemian rhapsody kon ze nog niet echt waarderen, maar ja mijn muzieksmaak is dus ook pas op iets latere leeftijd uitgebreid naar ander repertoire dan Fox Kids Hits.

Voordat ik ging studeren, kocht ook ik een platenspeler: tweedehands in de schuur van Lap in Den Hoorn. Ik groeide op met de uiteenlopende collectie van mijn ouders, waarvan platen van The Beatles, Schubert, impromptu’s van Alfred Brendel en een aantal Franse platen het vaakst door mij werden gedraaid. Terwijl de meeste vijftienjarigen dromen over losgaan tijdens een rock- of popconcert, las ik in de krant over de laatste concertreeks van Alfred Brendel. Hij speelde op een woensdagavond in het Concertgebouw en ik mocht er natuurlijk niet heen, dacht ik. Maar mijn moeder nam mij als verrassing toch mee.

In mijn tijd op de popafdeling van het conservatorium werd er vaak gepraat over muzieksmaak; wat een verrassing. Het grootste deel van mijn klasgenoten had voor de meeste hedendaagse muziek weinig waardering. Als je toegaf dat je stiekem hield van een aantal mainstream artiesten, was dat bijna een doodzonde. Daar moest ik aan denken toen ik naar Woman from Tokyo luisterde, om even op te zoeken waar je over schreef. Dat was precies het soort muziek waarover, voornamelijk, de heren kwinkeleerden. Muziek die een stuk beter in elkaar zit dan wat je tegenwoordig op de radio hoort. Dat speelden we dan ook vaak in de bandjes waarin we les kregen. Ik verstopt achter een aantal synths of verwoed bezig met het nabootsen van een Hammondorgel. Liever speelde ik gewoon cheesy pianoliedjes. Ik weet nog dat er één zangeres was die er onbeschaamd voor uit kwam dat ze net als ik wel eens naar Miley Cyrus of Demi Lovato luisterde, en man wat was ik opgelucht dat ik niet de enige was met een ‘dubieuze’ muzieksmaak.

Groeten, Elisabeth