Afbeelding

Klap in de kroeg: OM eist taakstraf en voorwaardelijk

Laatste nieuwsberichten
Een 26-jarige kok uit Den Burg hoorde dinsdag voor de rechtbank in Alkmaar 160 uur taakstraf en een maand voorwaardelijke celstraf tegen zich eisen. Eind 2017 sloeg hij in Café De Zwaan in Den Burg een andere bezoeker neer met een bierfluitje in zijn hand. Het slachtoffer raakte lichtgewond.

De man uit Den Burg ontkende niet te klap te hebben uitgedeeld. Het gebeurde in een reflex, zei hij. “Ik werd de hele avond al lastiggevallen, er werden dingen in mijn oor gefluisterd. Ik probeerde het te negeren. Maar aan het einde van de avond kreeg ik een harde duw en viel ik achterover tegen een tafel. Toen heb ik in een reflex uitgehaald, het bierglas nog in mijn hand.”

Zijn slachtoffer, broer van een anderhalf jaar geleden zwaar gestraft kopstuk van een Helders-Texelse drugslijn, heeft bij de politie een totaal andere versie van de gebeurtenissen verteld. Juist híj was degene die werd lastiggevallen, zei hij. En toen hij aan het einde van de avond ten einde raad een duw gaf, kreeg hij de klap met het glas.

In tegenstelling tot het verhaal van de verdachte werd zijn relaas ondersteund door enkele getuigen, onder wie vrienden van de man. Maar volgens advocaat Ron Verheijen, die de 26-jarige verdachte bijstond, is er meer aan de hand. “Enkele weken voor het incident in het café werd mijn cliënt op straat lastiggevallen door het slachtoffer en diens broer, die toen net uit de gevangenis was. Hij is daarbij intimiderend toegesproken, omdat hij in het verleden bij de politie belastend heeft verklaard over de drugshandel van de broer.”

Volgens de strafpleiter gingen de intimidaties de betreffende avond verder in het café, “waar mijn cliënt werd lastiggevallen en hem dingen werden ingefluisterd”. Hij vond de aanklachten van justitie – poging tot doodslag en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – te zwaar aangezet en vroeg een lagere straf, ook “omdat cliënt in de horeca werkt en die 160 uur taakstraf niet kan invullen”.

Uitspraak 26 februari.